Kies een emotie. Beschrijf hoe die zich manifesteert in zeer, zeer milde vorm.
“Even hield ze haar adem in bij het zien van de kikker naast haar bordje.”
Beschrijf ‘m dan ietsjes sterker en probeer andere woorden te gebruiken. Oefen je zo in het beschrijven van emoties van 1 tot 10, waarbij 1 nauwelijks merkbaar is en 10 van je bladzijde afknalt.
“Haar lichaam schoot zo snel omhoog dat haar stoel nog aan het vallen was toen ze al twee meter verderop stond te gillen in ijzige paniek: ‘Haal ‘m weg! Sla ‘m dood!’”